Archives

Categories

Zwangerschapscomplicaties

Voorliggende placenta (placenta previa)

De placenta nestelt zich in de wand van de baarmoeder en dat kan op elke plek in de baarmoeder gebeuren. Wanneer de placenta zich laag of te laag innestelt, dus dicht bij of op de uitgang van de baarmoeder, dan heet dat een placenta previa. Vóór de 20e zwangerschapsweek komt dat bij 5 op de 100 zwangerschappen voor, maar door de groei van de baarmoeder komt de placenta daarna hoger te liggen. Een echte placenta previa vastgesteld na de 28e week komt erg weinig voor, namelijk bij ongeveer 3 op de 1000 vrouwen die gaan bevallen.

De kans om een placenta previa te krijgen is verhoogd bij:

  • een litteken in de baarmoeder (dus na een operatie bijv. een keizersnede)
  • een vleesboom in de baarmoeder
  • een abnormaal gevormde baarmoeder
  • wanneer een vrouw al meerdere kinderen heeft gekregen
  • wanneer vrouwen ouder zijn dan 35 jaar

Het enige verschijnsel bij een placenta previa is plotseling optredend pijnloos bloedverlies. Dat wordt veroorzaakt doordat een klein stukje van de placenta losscheurt van de baarmoederwand waardoor bloedvaten kapot gaan. De hoeveelheid bloedverlies is wisselend van weinig tot erg veel. Wanneer er veel bloedverlies is, kunnen er ook wat weeënachtige klachten zijn.

De precieze diagnose ‘placenta previa’ wordt gesteld door vaginaal echoscopisch onderzoek. Op die wijze kan vastgesteld worden hoeveel van de placenta voor de uitgang ligt, dus helemaal of slechts een deel. Deze uitslag bepaalt enigszins het verdere beleid. Als de placenta helemaal of grotendeels voor de uitgang ligt, wordt het kind geboren via een keizersnede zo rond de 38-39e week, tenzij het eerder noodzakelijk is. Ligt slechts een randje van de placenta voor de uitgang, dan is een natuurlijke bevalling mogelijk.

De meeste vrouwen bij wie een placenta previa is vastgesteld liggen in het ziekenhuis. De voornaamste reden is, dat op het moment dat er plotseling erg veel bloedverlies optreedt, er direct kan worden ingegrepen door bijv. een bloedtransfusie te geven en eventueel als dat verantwoord is, dus na de 34e week, het kind via een keizersnede geboren te laten worden. Vóór de 34e week zijn de longen nog onrijp en dan wordt geprobeerd de geboorte van het kind uit te stellen of eventueel de longrijping met medicijnen te stimuleren.

Het beleid bij een placenta previa is dus afhankelijk van:

  • de precieze lokalisatie van de placenta voor de uitgang
  • de ernst van het (soms steeds terugkerend) bloedverlies
  • de duur van de zwangerschap vanwege de onrijpheid/rijpheid van de longen

Loslating van de placenta (solutio placenta)

Onder een loslating van de placenta wordt verstaan een te vroege loslating van een deel of soms zelfs van de hele placenta van de baarmoederwand. Het kan al optreden vanaf de 16e week van de zwangerschap tot tijdens de bevalling. Het wordt veroorzaakt door een scheur in de bloedvaten die tussen de placenta en de baarmoederwand zitten, waardoor een bloeding achter de placenta ontstaat. Als er een grote bloeding is, wordt de placenta steeds verder losgescheurd van de wand. Hoe groter de loslating is, des te ernstiger zijn de verschijnselen. Gelukkig komt een loslating weinig voor, ongeveer 4 op de 1000 zwangerschappen.

De reden waarom een placenta losscheurt is onduidelijk, maar wel zijn er bepaalde risico factoren waarbij de kans om het te krijgen groter zijn, zoals:

  • een loslating bij een vorige zwangerschap
  • langdurig hoge bloeddruk; onderwaarde hoger dan 95 mm Hg
  • valpartij of autobotsing of iets dergelijks; dus ernstig trauma
  • al langdurig (weken) gebroken vliezen
  • bepaalde erfelijke ziektes van stollingsfactoren

De verschijnselen (klachten) bij een loslating zijn vaak heftig, namelijk:

  • acuut optredende heftige buikpijn
  • vaginaal bloedverlies
  • een harde buik (‘harde uterus’) door een continue weeënkramp
  • door zuurstoftekort kan het kind een onregelmatige hartslag krijgen en zelfs overlijden
  • duizeligheid en kans op flauw vallen door de pijn en de bloeding in de baarmoeder
  • door het bloedverlies en de minder goede stolling ontstaat er bloedarmoede
  • door de bloedstollingsproblemen kunnen de nieren van beschadigd worden

Lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek kan al voldoende zijn om de diagnose loslating van de placenta te stellen. Echoscopisch onderzoek geeft dan zekerheid omdat dan te zien is dat er een bloedstolsel achter de placenta zit.

De behandeling hangt af van:

  • de duur van de zwangerschap, waarmee bedoeld wordt of het kind al of niet levensvatbaar is
  • de ernst van de loslating; namelijk bij een (zeer) kleine loslating is het verantwoord af te wachten, bij een grote loslating moet er direct worden ingegrepen (bijna altijd een spoed keizersnede) en bij een totale loslating wanneer het kind direct al is overleden, worden de klachten van de moeder behandeld (pijn bestrijding, bloedtransfusie en verhelpen van de stollingsproblemen)

Duidelijk mag zijn dat de kans dat het kind overlijdt vrij groot is. Een loslating treedt plotseling (‘als een dief in de nacht’) op en het duurt vervolgens nog geruime tijd voordat de vrouw in het ziekenhuis is aangekomen waar ingegrepen kan worden. Is het kind bij aankomst in het ziekenhuis al overleden dan wordt een spontane bevalling afgewacht.

Bij een loslating ontstaan er door de sterke prikkeling van de baarmoeder over het algemeen snel weeën en is de duur van de bevalling niet al te lang.