Archives

Categories

Het bevallingsmoment

De zwangerschap wordt meestal onderverdeeld in trimesters (3 delen) namelijk het:
– 1e trimester van 0 tot 16 weken
– 2e trimester van 16 tot 28 weken
– 3e trimester van 28 weken tot het moment van de bevalling

Het moment van de geboorte van de vrucht of het kind wordt onderverdeeld in 5 periodes:

Tot de 16e week de miskraam (abortus) periode

Een miskraam is het verlies van een vroege zwangerschap. De klachten zijn bijna altijd bloedverlies en er kan ook weeënachtige buikpijn zijn. De oorzaak is meestal een stoornis in de aanleg van het vruchtje en bij een echoscope is dan wel een vruchtje zichtbaar, maar er is geen hartactie te zien; d.w.z. het vruchtje leeft niet meer. Er kunnen ook andere oorzaken zijn, waarbij het vruchtje nog wel leeft, maar het wordt toch uit de baarmoeder gedreven.

Bij een miskraam wordt het vruchtzakje altijd spontaan geboren, maar dat kan soms wel eens lang duren (weken) voor het zover is dat alles is geboren. In veel gevallen wordt dan een curettage uitgevoerd of krijgt u vaginale tabletten om de miskraam op te wekken.

Een miskraam is niet te voorkomen, ook niet als dat meer dan één keer voorkomt. De kans op een miskraam is ongeveer (10%) 1 op de 10 zwangerschappen. Als er meerdere keren een miskraam is, is het zinvol extra onderzoek te laten doen naar een eventuele oorzaak. Een veel gegeven advies is om voorafgaand aan een volgende zwangerschap foliumzuur tabletten te gebruiken.

Van de 16e tot de 28e week de voortijdige bevalling (partus immaturus)

De geboorte van een kindje in deze periode komt gelukkig weinig voor, ongeveer (1%) 1 op de 100 zwangerschappen. Meestal is er wel een oorzaak aan te geven, zoals bijvoorbeeld door te vroeg breken van de vliezen of door een bloeding achter de placenta of door ongemerkt open gaan van de baarmoedermond. Als dat vóór de 24e week gebeurd, dan is er nog geen levenskans voor het kind, tussen de 24 en 26 weken is er een kleine kans en na de 26e week een redelijke kans. Aan een vroegtijdige bevalling is weinig te doen; heel soms het remmen van de weeën. Als de oorzaak een ongemerkt open gaan van de baarmoedermond is, dan kan ‘op tijd’ bij een volgende zwangerschap een bandje (lus) om de baarmoedermond worden gelegd.

Van de 28e tot de 37e week de vroegtijdige bevalling (partus prematurus)

De geboorte van een kind in deze periode is te vroeg en komt bij (8%) 8 op de 100 zwangerschappen voor en wordt meestal veroorzaakt door vroegtijdige weeën. Ook kunnen de vliezen te vroeg breken en ontstaan daarna weeën. Andere oorzaken zijn operaties aan de baarmoedermond of afwijkingen er aan bij DES, meerling zwangerschap en teveel vruchtwater. Voor het kind betekent dit, dat het nog ‘niet rijp’ is en na de geboorte extra medische verzorging nodig heeft. Afhankelijk van de duur van de zwangerschap, de eventuele oorzaak, de conditie van moeder en van kind èn een ontsluiting van minder dan 5 cm wordt bedrust gegeven en meestal weeënremmende middelen. Als het kind nog erg onrijp is, minder dan 34 weken, dan wordt een injectie gegeven om de longrijping van het kind te bevorderen. Als de bevalling doorzet wordt geprobeerd deze nog 24 uur te remmen voor de longrijping en daarna geaccepteerd en gaat het kind naar de couveuse. Als de bevalling niet doorzet, wordt na enkele dagen gestopt met de weeënremmers en kan de moeder eventueel weer naar huis.

Van de 37e tot de 42e week de normale bevalling (partus maturus)

Na de 42e week de over-tijd bevalling (partus serotinus)

Onder een overtijd- of overdragen-bevalling wordt gesproken als 2 weken na de uitgerekende datum de bevalling nog niet op gang is gekomen. Dat komt ongeveer bij (10%) 10 op de 100 zwangerschappen voor. Omdat de moederkoek (placenta) dan minder gaat functioneren, is het belangrijk dat er extra controles worden gedaan naar de hartfunctie van het kind (CTG) en de hoeveelheid vruchtwater in de baarmoeder.

Als de uitslagen goed zijn, is het verantwoord af te wachten op een spontaan begin van de bevalling, maar er kan een moment komen dat het wachten te lang duurt en de bevalling wordt ingeleid. Zijn de uitslagen niet optimaal, dan wordt de bevalling ingeleid.