Borstvoeding kan zowel staand, zittend en liggend gegeven worden. Zorg dat u een gemakkelijke positie heeft en positioneer uw baby ter hoogte van één van uw borsten. Neem uw borst in uw vrije hand en leg uw vingers onder uw borst. Uw duim legt u boven op uw borst. Laat hierbij de tepelhof vrij.
Streel vervolgens met uw tepel de lippen van uw baby. De baby zal vervolgens zijn mond open doen. Brengt u de baby nu naar de borst, dan zal de baby gaan drinken. Mocht de baby van uw borst af moeten of is uw houding niet prettig, verbreek dan de ‘verbinding’ door met een vinger in de mondhoek van de baby het vacuüm tussen mond en tepel te verbreken.
De melk wordt geproduceerd in de melkklieren welke onder het vetweefsel in de borst liggen. Op het moment dat de baby gaat drinken, zal bij de moeder de toeschietreflex optreden. Hierbij wordt de melk vanuit de klier naar de holtes achter de tepelhof getransporteerd. De melk die zich daar verzameld heeft kan door de baby gedronken worden. De melk die zich daar al bevindt heeft de voormelk. Deze bevat veel afweerstoffen, maar weinig vet. De melk die door de toeschietreflex op het laatste moment naar de holtes achter de tepelhof wordt getransporteerd heet de achtermelk. Deze bevat meer vet.
Sommige baby’s drinken vlug, andere nemen er de tijd voor. Ook de frequentie waarin baby’s willen drinken wisselt per kind. Ze kunnen ieder uur een slokje willen, maar ook eens per 4 uur en dan wat meer.