Ontsluitingstijdperk
De 1e periode van de bevalling is het ontsluitingstijdperk. Dat is de tijd die ligt tussen het begin van de weeën en het moment dat er ‘volkomen ontsluiting’ is en de vrouw mag gaan persen.
Tijdens de zwangerschap heeft een vrouw ook al contracties, maar dat zijn ongecoördineerde contracties (Braxton Hicks contracties) die van weinig betekenis zijn.
Normaal is dat de baarmoedermond stug is. Echter enige dagen voor het begin van de 1e periode begint de baarmoedermond te veranderen. Deze wordt slapper te worden (verweekt), wordt wat korter van lengte en gaat één tot twee centimeter openstaan. Zodra er dan echte weeën zijn kan deze reeds voorbereide baarmoedermond gemakkelijker verder open gaan. Het eerste deel is een passief proces (verweking, verkorting en wat open), daarna is er sprake van een actief proces (weeën).
Waardoor de echte weeën precies ontstaan is nog niet helemaal bekend. Wel is duidelijk dat hormonale stoffen geproduceerd door de baarmoedermond als het ware uit balans raken. Het evenwicht dat er de gehele zwangerschap bestaat tussen de specifiek vrouwelijke hormonen progesteron en oestrogeen verandert en dat zorgt er voor dat er samentrekkingen van de baarmoeder (weeën) ontstaan. Dat is het begin van het ontsluitingstijdperk.
Het ontsluitingstijdperk duurt een aantal uren met voortdurende regelmatige weeën. Het is een passieve periode wat betekent dat de vrouw alleen de weeën opvangt. De baarmoedermond gaat door de weeën èn door de druk van het hoofd van het kind dat verder indaalt steeds verder open. Deze combinatie van weeën en de druk van het ingedaalde hoofd op de baarmoedermond geeft op den duur ‘volkomen ontsluiting’ en uitgedrukt in een getal 10 cm ontsluiting. Tijdens de ontsluitingsperiode wordt regelmatig inwendig onderzoek verricht om de vordering van de ontsluiting en de indaling van het hoofd te beoordelen.
De vliezen zijn al bij 10% van de vrouwen vóór het begin van de ontsluitingsperiode gebroken. Is dat nog niet het geval dan breken ze spontaan door de weeën of ze worden kapot gemaakt. Het vruchtwater is normaal gesproken helder van kleur en er zitten witte vlokjes in. Soms heeft het vruchtwater een groene kleur (meconium). Dat betekent dat er ontlasting van het kind in het vruchtwater is terecht gekomen omdat het kind het benauwd heeft of benauwd is geweest. Het betekent in ieder geval dat er extra zorgvuldig naar de hartslag van het kind geluisterd moet worden.
De duur van de ontsluitingsperiode varieert sterk. De belangrijkste factor is het feit of het de eerste bevalling is (nullipara) of dat de vrouw al een natuurlijke bevalling heeft gehad (multipara).
Bij een nullipara is de baarmoedermond nog stug en nooit eerder helemaal opgerekt geweest en deze oprekking kost tijd. In het algemeen kost bij een nullipara elke centimeter ontsluiting ongeveer één uur, dus de hele ontsluiting duurt ongeveer 10-12 uur.
Bij een multipara is de stugheid van de baarmoedermond veel minder en duurt de ontsluitingsperiode veel korter, gemiddeld tussen de 5-7 uur.
uitdrijvingstijdperk
De 2e periode van de bevalling is het uitdrijvingstijdperk. Deze periode begint wanneer er bij inwendig onderzoek volkomen ontsluiting is vastgesteld en deze periode is pas voorbij als het kind geboren is. Bij dat inwendig onderzoek wordt niet alleen gevoeld naar de ontsluiting, maar ook naar de plaats waar het achterhoofd zit van het kind. In de meeste gevallen zit het achterhoofd achter het schaambeen. Die plaats is het beste om het hoofdje geboren te laten worden. Als het achterhoofd op een andere plaats zit, kan de bevalling bij een eerste kind soms moeilijker gaan.
Vaak heeft de vrouw al spontane persdrang, een teken dat er volkomen ontsluiting is. Deze persdrang wordt veroorzaakt door een druk van het hoofd op de bekkenbodem (bij een stuitligging van de billen of soms van een erg gespannen vochtblaas als de vliezen nog niet gebroken zijn). Deze druk veroorzaakt een zogenoemde pers-reflex. Als het hoofd (of stuit of vochtblaas) nog niet op de bekkenbodem drukt is er nog geen reflexmatige persdrang en meestal ook geen volkomen ontsluiting. Over het algemeen is er geen bezwaar tegen al wat mee te persen als er persdrang is en er nog niet gevoeld is of er volkomen ontsluiting is.
Zijn de vliezen nog niet gebroken (gescheurd) bij volkomen ontsluiting, dan is het gebruikelijk ze met een instrument kapot te maken.
De manier van persen kan verschillen. In de meeste gevallen worden in bed liggend de knieën tijdens de perswee opgetrokken, eventueel ondersteund door helpers. Vervolgens wordt ingeademd en met ingehouden adem wordt druk gezet (geperst) op de bekkenbodem, ongeveer 3x per wee die 45 seconden duurt. Daarna is er gemiddeld een rustpauze van 3 minuten. Door het persen wordt het hoofdje naar beneden en naar buiten geduwd. Op een gegeven moment is het hoofdje even zichtbaar in de schede en wat later blijft het zichtbaar.
Vooral bij de eerste bevalling wordt nogal eens een ‘knip’ gezet om de uitgang van het geboortekanaal ruimer te maken. De reden kan zijn dat er kans is op inscheuren van de uitgang van de vagina en vulva. Een andere reden is om de duur van de uitdrijving korter te maken omdat het kind mogelijk te weinig zuurstof krijgt tijdens het laatste deel van de geboorte. Enkele minuten later komt het hoofdje eruit en daarna wordt het lichaampje naar buiten gehaald door degene die de bevalling ‘doet’.
De duur van de 2e periode, het uitdrijvingstijdperk (het persen) is bij de eerste natuurlijke bevalling gemiddeld 45 minuten. Bij een volgende bevalling duurt het persen veel korter, zo tussen de 10 en 20 minuten.
Bewaking van het kind tijdens de gehele bevalling
De meest eenvoudige manier om op de hoogte te zijn van de conditie van het kind, is door te luisteren naar en het tellen van het aantal hartslagen per minuut. Vroeger werd dat gedaan met een ’toeter’ (stetoscoop) op de buik van de vrouw. Nu wordt gebruik gemaakt van electronische middelen. Dat kan zijn via de buik met een zogenoemd ‘doppler apparaat’ of via een draadje vastgezet aan de hoofdhuid (een CTG). In beide gevallen is het via een geluidversterker te horen.
Als de hartslag daalt (onder de 100) dan moet men extra alert zijn. Extra informatie is dan te krijgen door wat bloed te prikken en op te zuigen uit de hoofdhuid waarvan het zuurstofgehalte kan worden bepaald. Ook is het mogelijk door een extra draadje dat het zuurstof gehalte direct meten. Indien de uitslag aangeeft dat het kind een tekort aan zuurstof heeft wordt de geboorte versneld (kunstverlossing).
Apgar score
Nadat de geboorte gaat het kind meestal vrij snel huilen. Dat is belangrijk voor het goed uitzetten van de longen. Soms moet het kind even geprikkeld worden (even schrikken) waarna het gaat huilen. Daarna, na ongeveer 1 tot 2 minuten wordt de levendigheid van het kind beoordeeld door een cijfer te geven aan vijf vitale functies. Deze beoordeling heet de Apgar score. Het kind krijgt dan het cijfer 0, 1 of 2 voor de *ademhaling, de *hartslag, de *spierspanning, de *reactie op een prikkel en de *kleur van de huid. De maximale score is 10. Bij een gewone bevalling is de score bij het kind een 8 of 9 of 10. Is er een lage score, bijvoorbeeld 5 of minder, dan kan het kind kortdurend een tekort aan zuurstof hebben gehad. In de meeste gevallen trekt dat snel bij. Na 5 minuten wordt het kind nogmaals een keer gescoord en dan hoort de score 10 zijn. Ondertussen wordt de navelstreng, de levensader tussen kind en moeder (via de moederkoek) afgeklemd en doorgeknipt. Daarna zijn moeder en kind los van elkaar.
nageboortetijdperk
De 3e periode is het nageboortetijdperk, de tijd tussen de geboorte van het kind en de geboorte van de placenta. De placenta zit vast aan de binnenkant van de baarmoederwand, maar nadat het kind geboren is, trekt de baarmoederwand samen. De placenta kan niet samentrekken en wordt daardoor wat losgeduwd van de wand van de baarmoeder. Er ontstaat een bloedig achter de placenta. Door dit samentrekken en de bloeding wordt de placenta losgewoeld van de baarmoederwand en kan naar buiten geduwd worden.
Meestal wordt de geboorte van de placenta naar buiten wat ondersteund door meedrukken met de hand door degene die de bevalling doet. Vervolgens wordt gecontroleerd of de hele placenta en de vliezen geboren zijn. De duur van de 3e periode kan actief bekort worden door een injectie te geven die de samentrekking van de baarmoeder versnelt. Ook is het mogelijk gewoon op de natuurlijke ontwikkeling te wachten. De placenta wordt tussen de 5 en 30 minuten na het kind geboren.
Als er een knip (episiotomie) is gezet of er blijkt een inscheuring (perineum ruptuur) te zijn, dan wordt deze wond plaatselijk verdoofd en daarna gehecht.
Tijdperk na de nageboorte
De 4e periode zijn de eerste 2 uur na de geboorte van de placenta. De pas bevallen moeder krijgt in die 2 uur extra zorg. Er wordt dan vooral gelet op de samengetrokken baarmoeder en het bloedverlies.