Archives

Categories

Humaan Papilloma Virus (HPV) – preventieve vaccinatie

Inleiding

Een virus, het humaan papilloma virus (HPV), veroorzaakt baarmoederhalskanker. Het humaan papilloma virus komt veel voor en er zijn meer dan honderd verschillende types. Elk type heeft een nummer, en van de 100 types die er bestaan, kunnen ongeveer 15 types de baarmoedermond zodanig besmetten dat er jaren later kanker ontstaat. De belangrijkste en bekendste types zijn nummer 16 en 18 en in mindere mate type 30 en 31. Deze types worden kankerverwekkende (oncogene) virussen genoemd omdat ze na besmetting van de baarmoedermond daar kanker kunnen veroorzaken.

Eén van de mogelijkheden om een infectie en dus baarmoederhalskanker te voorkomen is door meisjes jong te vaccineren. Door vaccinatie worden er in het lichaam stoffen aangemaakt die een infectie met HPV direct bestrijden. Er bestaan twee producten die geschikt zijn voor vaccinatie namenlijk Cervarix en Gardasil.

De Minister van Volksgezondheid (Klink) heeft een Commissie van Advies ingesteld om de vóór- en nadelen tot vaccinatie te onderzoeken en deze commissie heeft hierover een positief advies gegeven.
De minister heeft vervolgens besloten om vaccinatie met het middel Cervarix voor 12-jarige meisjes (geboren in 1997) in het Rijksvaccinatie programma 2009 vanaf 1september 2009 op te nemen. Vaccinatie met Cervarix wordt door het Rijk vergoed.De Minister van Volksgezondheid (Klink) heeft een commssie ingesteld om de vóór- en nadelen te onderzoeken jonge meisjes te vaccineren.
Verder heeft de Minister besloten tot vaccinatie door middel van een inhaalcampagne voor de meisjes geboren in 1993 t/m 1996 (de 13 t/m 16 jarigen).

HPV infectie

Een infectie met een humaan papilloma virus ontstaat door huid-huid contact. Een HPV infectie van de baarmoedermond ontstaat door geslachtsgemeenschap. Een infectie van de baarmoedermond met één of meerdere humaan papilloma virussen komt bij 80% van alle vrouwen voor en het grootste aantal is dan tussen de 15 en 26 jaar.

Bij ongeveer 60-70% van de geinfecteerde jonge vrouwen wordt een kankerverwekkend type (16, 18, 30, 31) vastgesteld. Gelukkig is 90% van de geinfecteerde vrouwen met die types in staat met haar eigen immuun (weerstand) systeem het virus te bestrijden en op te ruimen. Bij de kleine groep vrouwen (6-13%) met een kankerverwekkend type HPV dat niet uit zichzelf geneest, blijft het virus in de huid (slijmvlies) van de baarmoedermond zitten.

Deze virussen dringen binnen in de cellen van de baarmoedermond en veranderen het kernmateriaal in die cellen, waardoor de cellen zich anders dan normaal gaan gedragen. Dat veranderde gedrag is een abnormale uitgroei van de cellen, ook wel een uitrijpingsstoornis genoemd. Een ander woord daarvoor is dysplasie. Wanneer deze stoornis licht of gering aanwezig is (lichte dysplasie) kan de infectie nog in 95% van de gevallen genezen. Lukt dat niet, blijft de infectie bestaan, dan kan de uitrijpingsstoornis verergeren tot een matige dysplasie, vervolgens tot een ernstige dysplasie en zelfs een zeer ernstige dysplasie (carcinoma in situ). In elke fase kan de infectie nog genezen, maar de kans daarop wordt steeds kleiner. Deze genezingskans vermindert van 90% naar 50%. In die gevallen dat de infectie niet geneest, ontstaat er na verloop van 10 of meer jaar baarmoederhalskanker.

Deze kankerverwekkende virussen kunnen behalve aan de baarmoedermond, ook kanker veroorzaken van de vagina en de schaamlippen.

Huidige methode van opsporen van dysplasie

Nederlandse vrouwen tussen de 30 en 60 jaar krijgen om de 5 jaar een oproep (meestal via de GGD) om een uitstrijkje te laten maken van de baarmoedermond. Slechts 65% van alle vrouwen komt daadwerkelijk bij de arts om een uitstrijkje te laten maken. Bij 5% van al die vrouwen worden in het uitstrijkje afwijkende cellen gezien. Deze vrouwen worden verwezen naar de gynaecoloog voor verder onderzoek. Wordt bij dat verdere onderzoek (zie: het uitstrijkje) dysplasie vastgesteld, dan wordt in bijna alle gevallen een behandeling gegeven om die dysplasie te verwijderen en daarmee baarmoederhalskanker te voorkomen.

Dankzij het bevolkingsonderzoek (sinds 1980) op baarmoederhalskanker door middel van uitstrijkjes is het aantal vrouwen dat baarmoederhalskanker krijgt gehalveerd en bedraagt nu ongeveer 650 vrouwen per jaar. Een verdere daling is mogelijk wanneer alle vrouwen die een oproep krijgen ook daadwerkelijk komen. In de alledaagse praktijk blijkt dat vooral in de groep van niet-komers het vaakst baarmoederhalskanker voorkomt.

Vóórkomen is beter dan genezen

Een humaan papilloma virus (HPV) infectie is één van de vele sexueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s). Een andere is bijvoorbeeld HIV. Gebruik van condooms bij geslachtsverkeer kan in zeer veel gevallen een SOA voorkomen. De voordelen van condooms zijn evident, maar het nadeel is dat de vrouw afhankelijk is van de bereidheid van de man om deze te gebruiken.

Een andere manier om HPV infecties te voorkomen is door meisjes te vaccineren voordat ze voor het eerst geslachtsverkeer hebben gehad. De vaccinatie methode is redelijk effectief, veilig en heeft nauwelijks bijwerkingen. Bij de reeds bekende producten (Cervarix en Gardasil) is aangetoond dat ze een infectie met virus type 16 en 18 (en sommige andere) kunnen voorkomen.

Baarmoederhalskanker wordt in 70% van de gevallen veroorzaakt door de HPV types 16 en 18, hetgeen betekent dat 30% door andere types worden veroorzaakt waartegen vaccinatie nog niet beschermt. Een vermindering van het aantal baarmoederhalskankers met 70% is de moeite waard. Omdat bij 30% van de HPV infecties vaccinatie niet helpt, moet het oproep systeem voor het maken van uitstrijkjes wel blijven bestaan.

Huidige stand van zaken

Alle meisjes van 12 jaar zullen jaarlijks worden opgeroepen voor een vaccinatie prik om daarmee in de toekomst groei- of uitrijpingsstoornissen (dysplasie) die leiden tot baarmoederhalskanker te voorkomen. De vaccinatie is effectief bij 70% van de infecties met HPV. De studies over HPV vaccinatie lopen al meer dan 5 jaar en hebben aangetoond dat al die jaren de hoeveelheid anti-stoffen tegen HPV voldoende is om een infectie te voorkomen.

Of er in de toekomst her-vaccinatie nodig is, is nog niet bekend. De bijwerkingen van vaccinatie op korte termijn zijn huidreacties (roodheid) op de prik. Bijwerkingen op langere termijn zijn nog niet bekend.

De vaccinatie bestaat uit 3 injecties, de 2e één maand na de 1e en de 3e zes maanden na de eerste prik. De overheid vergoed de vaccinatie als Cervarix wordt gegeven. Gardasil wordt niet vergoed, maar vaccinatie daarmee heeft als bijkomend voordeel dat niet alleen in 70% van de gevallen baarmoederhalskanker wordt voorkomen, maar ook wratjes (door HPV type 6) aan de geslachtsorganen.

Conclusie

Ongeveer 80% van alle vrouwen krijgt een HPV infectie. In ruim 80% van al die gevallen geneest dat vanzelf. Als de infectie niet geneest kan er een groeistoornis in de cellen van de huid van de baarmoedermond ontstaan (dysplasie). In een klein percentage kan de dysplasie uitgroeien tot kanker. Een dysplasie kan eenvoudig behandeld worden.

Door onderzoek van uitstrijkjes wordt dysplasie opgespoord. Door vaccinatie wordt in 70% van al die gevallen dysplasie voorkomen, dus kanker voorkomen.

Landelijke vaccinatie gebeurt vanaf 2009 bij 12-jarige meisjes, en in 2009 éénmalig voor de groep meisjes van 13 t/m 16 jaar.

Het bevolkingsonderzoek door uitstrijkjes blijft bestaan.